Selecteer een pagina

Sociale zaken en bestaansrecht

Sociale zaken en bestaansrecht

Jeugdzorg moet beter worden geregeld

Wij gaan de inzet van jeugdzorg zoveel mogelijk voorkomen. Scholen spelen een belangrijke rol om problemen tijdig te zien. Wij vinden het belangrijk dat er niet alleen over, maar ook met kinderen in de jeugdzorg wordt gesproken. Als kinderen toch bij jeugdzorg uitkomen moet jeugdzorg leveren op basis van de nieuwste inzichten.

 

Hoe gaan we dat doen?
  1. De Leidse jeugdzorg steunt het onderwijs met praktisch advies.
  2. Kinderen die met jeugdzorg te maken krijgen worden zo snel mogelijk geholpen.
  3. We gaan heel goed naar die kinderen luisteren.
  4. We gaan ook heel goed kijken wat de wetenschap vindt van jeugdzorg, zowel in de Regio Leiden als op andere plaatsen in Europa.

Naar een toekomstbestendig zorgmodel met lokale jeugdzorgcentra

Decennialang wisselde de wetgeving rond jeugdzorg. Elke paar jaar bleek dat de vernieuwde wetgeving niet voldeed aan de verwachtingen. De overheveling van de jeugdzorg naar de gemeenten in 2015 heeft zelfs een opvallend nadelige uitwerking gehad.

Waarom?

De problemen vanuit het cliëntperspectief:

  • beperkte beschikbaarheid van jeugdzorg door de lange wachtlijsten, een schrijnend hulpverleningstekort voor jongeren met complexe stoornissen en het ontbreken van (tijdige) hulp bij escalerende situaties;
  • verschillen in de toegang tot de jeugdzorg per gemeente, doordat iedere gemeente de zorg anders heeft ingericht; verschillen in de kwaliteit van de jeugdzorg per gemeente;
  • in sommige situaties wordt gekozen voor uithuisplaatsing van jongeren waarbij grote twijfel bestaat of dat de beste oplossing is;
  • toenemende complexiteit en onduidelijkheid over het inschakelen van de jeugdzorg, aangezien de zorg vanuit méér in plaats van mínder verschillende wetten wordt gefinancierd dan vóór 2015;
  • door de vele gebleven schotten tussen de jeugdinstanties krijgen cliënten te maken met soms wel tien of meer verschillende hulpverleners aan wie ze telkens weer opnieuw hun verhaal moeten vertellen.

De problemen vanuit het perspectief van hulpverleners en zorginstellingen

  • personeel zoekt wegens de enorm toegenomen werkdruk vaker dan voorheen ander werk; het gaat daarbij vaak vooral om administratieve druk omdat elk detail van de verleende hulp vastgelegd/verantwoord moet worden;
  • jeugdzorgprofessionals voelen zich gedwongen om alleen nog maar volwassenen te behandelen, omdat sommige gemeenten hen door financiële problemen niet meer kunnen betalen of door ambtelijke adviezen hun professionaliteit ondermijnen;
  • door het vertrek van professionals verdwijnt de benodigde kennis en ervaring bij de specialistische jeugdzorginstellingen en loopt de werkdruk voor overgebleven personeel verder op;
  • voor de de ggz zorginstellingen werd de uitvoering sinds 2015 complexer. Tot 2015 werd de ggz-jeugdzorg van instellingen ingekocht door de zorgverzekeraar. Vanaf 2015 kregen de instellingen en gespecialiseerde zelfstandigen soms te maken met tientallen verschillende gemeenten als inkoper van de zorg met hun verschillend ingerichte inkoopsystemen. Naarmate de financiële tekorten toenamen, leken de procedures bij de gemeente steeds verder uitgebreid, en dus complexer te worden.
  • Grote delen van de jeugdzorg en -bescherming werkten niet vanuit bewezen werkzame, wetenschappelijke kennis. Bestaande onderzoeksresultaten waren vaak niet openbaar. Dit leidde tot verschillende incidenten.

De problemen vanuit gemeentelijk-, wetgevings- en departementaal perspectief:

Gemeenten moesten wijkteams inrichten om de noodzaak van verlenen van specialistische zorg vóór te zijn; beambten moesten in individuele gevallen zelf inschattingen maken over de benodigde jeugdzorg zonder te beschikken over kennis van cliëntproblemen en van zorg. Om de indicatiefunctie in te kunnen vullen werden, soms pas na verloop van tijd, ambtenaren omgeschoold. Bovendien moest de hele decentralisatie gerealiseerd worden onder een bezuinigingsronde van 15-20%. De onervarenheid, gebrek aan kennis, organisatorische veranderingen en budgetplafonds veroorzaakten grote werkdruk onder gemeenteambtenaren.

Met de nieuwe 2015-wetgeving zijn bestaande weeffouten niet opgelost. Een jongere (en zijn naasten) met een complexe hulpvraag èn de daarbij betrokken hulpverleners hadden tot 2015 veel last van veel verschillende wetten en verschillende soorten van verantwoordelijkheden van functionarissen. Bij zulke complexe zorgvragen waarin het gaat om jeugdzorg èn jeugdbescherming, speelden tot 2015 zowel verschillende departementen, zorgverzekeraars en provincies, alsook de kinderrechter en de Raad voor de Kinderbescherming een rol. De poging die met de decentralisatie werd gedaan om de verantwoordelijkheden bij minder partijen te beleggen is mislukt: bij complexe casussen spelen dezelfde partijen nog steeds een niet op elkaar afgestemde rol.

Daarbij komt dat de zorgverzekeraars nog niet uit beeld zijn omdat jongeren 18 worden en dan kan overdracht nodig zijn naar de volwassenen-ggz.

Tevens hebben teams van verschillende instellingen door de privacywetgeving geen toegang tot elkaars relevante zorggegevens. Door het gebrek aan gegevensuitwisseling, de snelle doorloop van zorgpersoneel en het gebrek aan duidelijkheid over de bevoegdheden van elke professional, moeten kinderen en ouders soms tot wel tien keer hun verhaal vertellen.

Tenslotte is de jeugdzorg nog minder betaalbaar geworden wegens de uit de hand gelopen marktwerking. Veel zorgaanbieders verschenen op de markt met vaak onconventionele zorg waarvan de kwaliteit niet evidence based is, met grote particuliere financiële winsten als gevolg.

De problemen vanuit justitieel perspectief:

De Raad voor de Kinderbescherming mag alleen vaststellen of een kind opgroeit in een onveilige gezinssituatie; Raadsonderzoekers kunnen en mogen geen diagnostiek uitvoeren van de psychische conditie van het kind noch van de ouders. Daarmee wordt een belangrijk moment gemist om een goed beeld te krijgen van de problematiek in het gezin, terwijl kinderrechters op basis van die onvolledige indrukken wèl vergaande beslissingen moeten nemen. Wanneer de Raad adviseert om externe psychiatrische expertise te consulteren stuit men op langdurige wachtlijsten. Met deze procedures gaat kostbare tijd verloren en duurt het onnodig lang voordat een kind/jongere/gezin daadwerkelijke behandeling krijgt.

Wat?

Waar wil Volt naartoe met de jeugdzorg?

Conform het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind stelt de Nederlandse samenleving dat alle kinderen bij problemen recht hebben op professionele hulp en dat alle kinderen bij hun eigen ouders kunnen opgroeien (zie referentie). Jongeren in Nederland zijn op dit moment echter niet verzekerd van deze professionele hulp. Volt staat voor gelijke kansen in de toegang tot zorg, ook tot jeugdzorg. Volt bepleit een goed georganiseerde, toegankelijke en betaalbare jeugdzorg voor iedere jongere. Een investering in de hulpverlening van jongeren nu, is een investering in de toekomst van de Nederlandse samenleving. Volt pleit daarom voor inzet op preventie van jeugdzorg binnen andere domeinen, voor een verbetering van de inrichting van het huidige jeugdzorg-model en voor het stimuleren van het werken met een lerend, evidence based systeem. Volt ziet het daarbij van grote toegevoegde waarde om kinderen te betrekken in de beleidsvorming en uitvoering, zoals dat ook in Finland wordt gedaan.

Hoe?

Hoe wil Volt verbetering in de jeugdzorg realiseren?

Inzet op preventie van jeugdzorg, ook binnen andere domeinen
Volt wil versterking van alle preventieve functies door preventie binnen andere domeinen te stimuleren, zowel landelijk als lokaal. Zo kan het onderwijs vanaf de kleuterjaren al ondersteund worden door de jeugdzorg met een vak als ‘gezondheid’ en met in het onderwijs geïntegreerde sociale vaardigheidstraining in plaats van bijv. antipestprogramma’s pas zodra er gepest wordt. Tevens is het bijvoorbeeld wenselijk om een vrijwillige pre-schoolse educatie op te zetten vanaf twee jaar met ontbijt/lunch, om social mixing te stimuleren, structuur te bieden aan het dagprogramma en taalontwikkeling te stimuleren.

Naar een laagdrempelig wijkgericht zorgsysteem: het jeugdzorgcentrum

Volt staat een systeem voor waarbij elk kind met problemen en zijn gezin hulp kan krijgen, specifiek gericht op zijn problemen en zoveel mogelijk in zijn buurt. Daarbij kunnen kind en ouders terecht bij één voordeur waarachter alle functies met elkaar samenwerken. Voor complexe problemen zal hulp – zoniet beschikbaar in de buurt – altijd in de regio beschikbaar zijn, afhankelijk van welke specialistische hulp nodig is en de mate waarin die beschikbaar moet zijn.

Volt wil de inhoudelijke verantwoordelijkheid, gekoppeld aan individuele budgettoekenning, helemaal weghalen bij de gemeente en die volledig onderbrengen bij de zorginstellingen en beroepsprofessionals die de kennis daarvoor in huis hebben. Volt staat (conform het ‘huisartssysteem’) een laagdrempelig wijkgericht zorgsysteem voor, zeg een jeugdzorgcentrum, voor de gehele jeugdzorg (dus incl. de jeugd-ggz, de jeugdhulp en jeugdbescherming), waar alle basis-expertise voor alle cliënten beschikbaar is (dus ook ggz voor beschermingskinderen en aanvullende jeugdhulp en eventuele bescherming voor ggz-jongeren):

  • waar alle kinderen met problemen en hun ouders laagdrempelig – dat wil zeggen middels een telefonische intake met een zeer ervaren hulpverlener – terecht kunnen dan wel op verwijzing van huis/schoolartsen en -verpleegkundigen, van schoolzorgteamleden of van de politie;
  • waar na die hoogwaardige telefonische intake – indien nodig – diagnostiek uitgevoerd kan worden door een kinder- en jeugdpsychiater, een (neuro)psycholoog, en/of een systeem-expert en maatschappelijk werk-diagnostiek van de thuissituatie en ook zo nodig psychiatrisch onderzoek van ouders;
  • waar deskundige begeleiding geboden wordt op pedagogisch vlak en/of in het kader van een jeugdbeschermingsmaatregel of juist ter voorkoming daarvan;
  • waar eenvoudige specialistische hulp verleend kan worden (denk aan een angststoornis- en ADHD-behandeling, begeleiding van ouders van een kind met een autismespectrumstoornis of gedragsstoornissen, omgaan met de gevolgen echtscheiding);
  • waar nazorg verleend wordt na een regionaal aangeboden superspecialistische behandeling (van anorexie, suïcidaal gedrag, persoonlijkheidsproblematiek) en na justitiële interventies (bij hardnekkig schoolverzuim, delinquent gedrag, etc.);
  • waar acties in het kader van psychosociale preventie georganiseerd en uitgevoerd worden;
    vanwaaruit consulten verleend worden aan scholen, naburige zorginstellingen voor kinderen met beperkingen, moeder- en kind-crisisopvang, etc.
  • Een elektronisch patiëntendossier voor ieder jeugdzorgcentrum, waarin alle data van de verschillende hulpverleners samenkomen, en alleen geautoriseerd toegankelijk zijn om privacy te bewaken.
  • Naast dit eerstelijns jeugdgezondheidscentrum kent elke regio tweedelijns zorginstellingen voor super-specialistische ggz/kinder- en jeugdpsychiatrie, voor residentiële behandeling in het (eventueel gedwongen) kader van ggz, jeugdzorg of jeugdbescherming.

Werken met een lerend, evidence based, jeugdhulpsysteem

Volt steunt de positieve ontwikkeling die de afgelopen jaren is ingezet op het ontwerpen van een lerend jeugdhulpsysteem (Verwey-Jonker Instituut, 2014), van preventie en van versterking van de samenleving tot en met bescherming en opname in specialistische voorzieningen;

  • Er wordt data verzameld om een doorlopende ontwikkeling binnen verschillende disciplines te realiseren. Zo kan in het kader van beleid en organisatie via demografische analyse het regionale verwijspatroon in kaart worden gebracht en kunnen jeugdzorgcentra kennis uitwisselen aan de hand van parameters voor medische indicatoren.
  • Er worden regionaal gecontroleerde pilots uitgevoerd, gemonitord en wordt er (landelijk) bekeken waar deze pilots wel of juist niet doorgevoerd kunnen worden. Volt staat stapsgewijze implementatie voor: eerst hervorming van de situatie in bijvoorbeeld één grootstedelijke regio en in één niet-grootstedelijk gebied: daar intensief monitoren van alle relevante parameters (wachtlijsten, justitiële maatregelen, gedwongen opnames, uithuisplaatsingen, personeelsverloop, diversiteit disciplines (zoals etnische en gender diversiteit), behandelduur, cliënttevredenheid, financiën,
  • samenwerkingsverbanden, administratieve parameters bij de gemeenten, etc.) en bij wijze van controlegroep dezelfde monitoring uitvoeren in twee vergelijkbare regio’s die nog niet hervormd zijn. Daarna pas kan evidence based verdere implementatie plaats vinden.
  • De wetenschap wordt betrokken in de opleidingen en de zorgpraktijk en wetenschap en jeugdzorgcentra zijn nauw verbonden, bijvoorbeeld via academische werkplaatsen.
  • Het Nederlandse lerend jeugdhulpsysteem staat in contact met het jeugdhulpsysteem en wetenschappelijk gerelateerde organisaties van andere landen. Zo kan kruisbestuiving van relevante interventies, kennis en expertise plaatsvinden Interventies zoals efficiënt toegepast in andere EU-lidstaten zijn:
    in Italië bijv. worden jeugdige delinquenten niet preventief gehecht (tenzij ernstig gevaar dreigt), maar opgevangen door het sociale milieu incl. grootouders, school, sportclub, kerk etc.
    In Portugal zijn de justitiële jeugdinrichtingen èchte opleidingsinstituten.

Volt wil met dit alles verkorting van wachtlijsten, kwaliteitsverbetering van de hulpverlening, verbetering van de continuïteit van medewerkers -, voorkoming van uithuisplaatsingen, ontjustialisering van de hulpverlening, meer inspraak van cliënten, verkorting van de interventies, ontschotting van de hulpverlening, en scheiding van inhoudelijke en financiële belangen bereiken.

Middelen

Organisatie

Het beoogde eerstelijns jeugdzorgcentrum is adequaat bestaft: jeugdbeschermers, psychologen, orthopedagogen, kinder- en jeugdpsychiaters, kinder- en jeugdarts, systeemtherapeuten, etc.

Een vijf- à tiental jeugdzorgcentra wordt aangestuurd vanuit één bestuurlijke eenheid (bijvoorbeeld een stichting; vergelijk een scholengemeenschap of ziekenhuis met diverse locaties). Deze bestuurlijke eenheid is verantwoordelijk voor de administratie van alle vijf tot tien jeugdzorgcentra; zij waarborgt afspraken rond onderling diensten ‘draaien’ en invallen voor elkaar bij ziekte en vakantie; ook de samenwerking met schoolartsen- en schoolpsychologische diensten van de GGD worden op dit niveau gecoördineerd; en ook de samenwerking met onderwijsinstellingen en specialistische voorzieningen zoals jeugdpsychiatrische zorginstellingen, ziekenhuizen, justitiële jeugdinrichtingen etc. De bestuurlijke eenheid wordt mede bestuurd door vertegenwoordigers van de cliëntenorganisatie. In de wijk functioneert een burgerforum dat zich in samenwerking met de stichting bekommert om bijvoorbeeld jeugd-dakloosheid, ‘hangjongeren’ in de wijk en om mogelijke drugshandel door minderjarigen.

Bulk-financiering per bestuurlijke eenheid geschiedt door de gemeenten die zich organiseren per grote stad of regio en gemeente(n) die zelf budgetten binnenhalen van VWS, Justitie en Veiligheid en evt. van de Provincie en andere financiers. Dit cluster van gemeenten monitort samen met de stichtingen de effectiviteit en ‘omzet’ van de diverse stichtingen die gefinancierd worden.

Een tweedelijns zorgaanbieder – super-specialistische ggz/kinder- en jeugdpsychiatrie – kan verbonden zijn met enkele eerstelijns bestuurlijke eenheden of stand alone functioneren. Uitgezocht dient te worden of financiering van deze zorginstellingen het beste per regio kan geschieden dan wel per provincie of rechtstreeks door het Rijk.

Gemeentelijk wordt geld, bijvoorbeeld door middel van subsidies, beschikbaar gesteld voor de verankering van preventie in andere domeinen en projecten die de regionale werking van het lerend jeugdhulpsysteem faciliteren.

Aandachtspunten bij de organisatie en implementatie van de jeugdzorgcentra en de verankering van preventie in andere domeinen, zijn de arbeidsmarktkrapte omtrent hulpverleners en de inrichting van lokale Raden voor Kinderbescherming. Deze aandachtspunten dienen voldoende prioriteit te krijgen bij de verbetering van het jeugdzorgsysteem op regionaal en lokaal niveau.

 

Loading...